Ik stel dingen uit omdat ik er geen zin in heb. Later doe ik ze op een moment dat ik wel zin in heb. Of dat ik minder tegenzin heb. Op sommige dagen staan de dingen je gewoon meer tegen dan op andere.
Zal ik nu de WC schoonmaken? Of is mijn tegenzin vandaag zo groot, dat ik het voor lief neem om nog een paar dagen op een vieze WC te zitten? Het gaat om de mate van tegenzin, afgewogen tegen de mate waarin de WC vies is.
Als het over schoonmaken gaat, dan zeggen de properen onder ons dat het minder werk is als je het regelmatig bijhoudt. Dat is natuurlijk maar de vraag. Het schoonmaken van een bijgehouden keuken, die gisteren nog schoon was, is zeker minder werk dan een keuken waar al twee weken niets is schoongemaakt. Maar is die hoeveelheid werk groter dan veertien keer dagelijks bijhouden? Dat lijkt me niet. Volgens mij is eens in de veertien dagen schoonmaken per saldo minder werk dan het bijhouden door veertien keer een beetje werk te doen. Als ik een doekje over het aanrecht haal, dan veeg ik in één moeite het vuil van vandaag en gisteren op. Dat is dan de helft van het werk als wanneer ik het gisteren ook had gedaan. Pas als vuil gaat vastkoeken, gaat de hoeveelheid werk weer toenemen. Misschien is er een optimum, niet te vaak en niet te weinig schoonmaken. Hoewel na het vastkoeken de hoeveelheid te verrichten werk niet meer toeneemt als er vuil bij komt. Dus als al het vuil vastgekoekt is, is de hoeveelheid werk geen argument meer om te gaan schoonmaken. Hoe langer je wacht, hoe beter. Alleen de wens een schone keuken te hebben is dan nog relevant.
Uitstellen betekent het werk doen op de momenten dat het je het beste uit komt. Niet toegeven aan je neiging om dingen uit te stellen, betekent dat je minder efficiënt werkt, want met tegenzin gaan de dingen langzamer.
Er zijn genoeg dagen dat ik me niet helemaal 100% voel. Dan ben ik moe, of slaperig, of heb gewoon moeite om me te concentreren. In mijn werk schuif ik dan met dingen. Sommige taken gaan niet minder snel als je moe bent, omdat het min of meer rechttoe-rechtaan taken zijn. Er zijn ook taken waarbij je meer moet nadenken. Vooral denkwerk waarbij je veel dingen tegelijk moet vast houden, waarin je overzicht moet hebben, gaan moeizamer als ik me niet 100% voel. Adequaat reageren is ook lastiger als ik niet fit ben. Ik heb op zulke dagen ook een hekel aan telefoneren. En op dagen dat ik me fit voel, heb ik zin om iets moeilijks aan te pakken. Op zo’n dag zou het verspilling van tijd zijn om routinematige zaken te doen. Toen ik jong was, maakte ik die fout wel. Dan had ik zin om flink aan te pakken en dan begon ik met eenvoudige zaken die ik ook had kunnen doen als ik me niet fit voel. En profiteerde ik minder van mijn goede zin dan wel had gekund.
Een probleem met planningen is dat je van te voren niet weet hoe je je zult voelen. Je kunt plannen om morgen flink te gaan studeren, maar als je je dan morgen te suf voelt, dan is die planning niet te halen. Dit kun je enigszins ondervangen door iedere dag een beetje te doen, zodat de schommelingen in je mentale vermogen verdeeld worden over alle dagen. (Dus de tegenovergestelde aanpak van die bij het schoonmaken.) Maar het is vooral handig om veel te doen, als je je goed voelt en daar zin in hebt. Dus als je hebt gepland om morgen flink te studeren, maar je voelt je vandaag daar ook toe in staat, dan kun je het beter vandaag doen.
Een probleem met goede voornemens is dat je ze neemt als je in een bepaalde emotionele staat bent. “Nu ga ik het anders doen!” Daar komt dan weinig van terecht, als je je op een andere dag in een andere emotionele staat bevindt. En zo kunnen natuurlijk ook irrealistische planningen ontstaan.
Een laatste probleem met planningen is een heel simpele. Je moet niet 100% vol plannen. Dat haal je nooit, bijvoorbeeld omdat je een dag geen zin hebt. Uit de logistiek van fabrieksprocessen weten we dat je maximaal 80% van de tijd vol moet plannen en dat is ook een goede richtlijn voor het verdere leven. Dat had ik moeten weten toen ik op de middelbare school zat. Een planning die je niet volhoudt, is demotiverend. Als je plant om 80% van je dagen een aantal pagina’s in het Engels te lezen (voor je examen), dan houd je dat wel vol en zo lang je het volhoudt, blijf je gemotiveerd om het te blijven doen.
Terug naar uitstelgedrag. Het is dus zaak om goed om te gaan met de schommelingen in je fitheid, je concentratie, je zin en je humeur. Het gekke is dat dat in boeken en cursussen over uitstelgedrag nooit aan de orde komt. Men komt met tal van veroorzakers van het uitstellen, maar de naar mijn idee belangrijkste wordt niet genoemd. Waarmee ook niet genoemd wordt, dat uitstellen positief kan zijn, wanneer je daardoor dingen op een beter tijdstip doet.
Er schijnen ook mensen te zijn die elke dag even produktief zijn, of die zich zelfs iedere dag hetzelfde voelen. Dat lijkt me eigenlijk wel makkelijk. Als ik me iedere dag hetzelfde zou voelen, dan zou ik nooit iets hoeven uit te stellen.