Al sinds de lancering van de single ‘Fernando’ in 1976 ben ik hartstochtelijk ABBA-fan. Die bewondering kwam voort uit mijn gevoel, pas vele jaren later kon ik horen en uitleggen wat er zo geniaal was aan hun muziek. Aanvankelijk vond ik het alleen maar “mooi”. De communis opinio dat ABBA “simpel” was, kon ik toen nog niet weerleggen. In hun hoogtijdagen werd ABBA niet cool gevonden, het werd afgedaan als “commerciële popmuziek”, alsof het veel te volks was om goed te kunnen zijn.
Nu is alles anders. Sommige musici geven toe dat ze het mis hadden toen ze afgaven op ABBA en dat ABBA toch erg goed was. Anderen hebben zich nooit over ABBA uitgelaten (we weten niet wat ze indertijd dachten) en kunnen zonder gezichtsverlies zeggen dat ze ABBA goed vinden. Men is algemeen van mening dat ze goed waren en dat hun muziek knap in elkaar zit. Een en ander staat los van smaak natuurlijk. Je hebt smaak en kwaliteit, iets kan je smaak niet zijn, dat staat los van de kwaliteit. Een oordeel over de kwaliteit van muziek moet je loskoppelen van je eigen smaak. Als je ABBA als “simpel” bestempelt, dan diskwalificeer je jezelf als muziekkenner.
Na het jaar 2000 zijn er ook in de serieuze pers lovende artikelen verschenen over ABBA, maar dat was ooit heel anders. De popblaadjes voor de jeugd waren natuurlijk positief, zoals ze dat over iedere artiest waren, maar de serieuze pers was altijd negatief over ABBA. Men vond het wansmaak. Illustratief is een paginagroot artikel in de Volkskrant van zaterdag 29 juni 1985. Men had zich kennelijk verwaardigd, drie jaar na de laatste single van de groep, om een artikel aan hen te wijden. Midden op de pagina stond een grote kop “ABBA’s Waterloo” met daaronder in vette letters de volgende tekst.
“Jarenlang draaide de manager van ABBA aan de slinger van een rinkelende kassa. In een paar jaar tijd zorgden deze vier goedgekapte kwelers voor de persing van zo’n 30 miljoen singles en 20 miljoen elpees. Allergisch voor de fiscus metselde Stikkan Anderson met deze zakken geld een ingenieus bedrijvenimperium. Nu de groep door huwelijksperikelen uit elkaar is gevallen begint de specie van dit bouwwerk los te laten. Michèle de Waard sprak in Zweden met deze meester-metselaar die de troffel maar niet los wil laten.”
Een week later stond er in dezelfde krant een ingezonden brief.
Abba was de topgroep van de jaren zeventig
Gut gut, wat een voorspelbaarheden in het artikel van Michèle de Waard over Abba’s Waterloo in de Volkskrant van 29 juni. En wat een gladde, rancuneuze ondertoon! Michèle heeft het over “het jonge popgroepje” met zijn “middelmatige songs in het genre Middle of the road“, waarvan de naam, Abba, voordien reeds bekendheid had: een in Zweden welbekende merknaam van ingeblikte haring (komisch hè?). En ze weet ook: “Historie zal het dus wel nooit worden”.
Getver, het is weer hetzelfde dédain dat je altijd aantreft, als je onverhoopt met een middle of the road-representant van de kringen-met-muzikale-smaak-die-het-beter-weten in gesprek raakt over het fenomeen Abba. De clichématige oordelen liggen voor het grijpen en belichten volkomen voorspelbaar de eigen voortreffelijkheid en verder niets.
Abba is niet het zoveelste middle of the road-groepje dat even succes had (“hevig, doch van korte duur”, schrijf ze met een tendentieus, triomfantelijk ondertoontje.) Abba was de internationale topgroep van de jaren zeventig. Dat gegeven zou toch tot diepgaandere en boeiender beschouwingen aanleiding kunnen zijn dan dit cleane, pretentieuze gedenigreer.
De heren van Abba schreven bovendien alle songs en teksten zelf – toch een aardige prestatie, lijkt me, zo’n rijtje topsongs dat begon met Ring, ring en Dum dum diddle en evolueerde naar The winner takes it all en The day before you came. Teksten die zeker niet meer pretentieloos zijn, maar door een vindingrijke geest vlot voorzien kunnen worden van een negatief etiket – wat dacht je van: geraffineerd commercieel, met als meegenomen connotatie: ze doen het voor de centen.
Ik zal hier niet schrijven dat Abba prachtmuziek schiep uit pure onbaatzuchtigheid en voor het volk. Maar dat domme élitair gekanker op de groep ter illustratie van de eigen fijnzinnigheid en goede smaak is gladder en risicolozer dan welke tekst van Abba ook.
TILBURG – Carl C. Rohde
Het stuk van Rohde geeft heel goed de essentie weer. ABBA werd altijd belachelijk gemaakt in de pers, dat was ten onrechte, journalisten luisterden niet, maar kwaakten de “mensen die het weten konden” na. Het was snobisme: als muziek lekker in het gehoor ligt, dan kan het niet goed zijn. Kennelijk is het voor veel mensen niet vanzelfsprekend om hun gevoel te volgen, vooral niet voor intellectuelen, denk ik dan bij mezelf. Er was ook sprake van sociale druk, veel mensen vonden eind jaren zeventig ABBA goed, maar gaven dat niet toe aan hun vrienden en vriendinnen. Dat was vooral onder jongeren zo, veel volwassenen luisterden sowieso niet naar popmuziek.
De overeenkomsten met het immigratiedebat zijn opmerkelijk, om niet te zeggen verbijsterend. De serieuze pers, tegenwoordig de mainstream media (msm) genoemd, heeft een duidelijke mening. Dat is op zich al opmerkelijk te noemen, want ze zouden objectief moeten zijn. De msm maakt anti-immigratiepolitici belachelijk (de geschiedenis zal uitwijzen dat dat ten onrechte is), journalisten luisteren niet (naar argumenten), maar praten elkaar en zogenaamde deskundigen na. Het is snobisme om voor de multiculturele samenleving te zijn, zoals het ooit van klasse getuigde om twaalftoonsmuziek mooi te vinden. Er is sprake van sociale druk, veel mensen hoor je zeggen “Ik ben helemaal niet voor Wilders, maar … ” en dan volgt er een reeks argumenten die Wilders alleen maar gelijk geven. (Over twintig jaar zal iedereen zeggen dat ze altijd al vonden dat Wilders wel een punt had.) Zelfs het framen (in een bepaalde hoek plaatsen), dat nu zo’n belangrijke component van de discussie is, kwam toen al voor. Het was framen om ABBA commercieel te noemen, er werd mee bedoeld dat het geen “echte muziek” was. Het verwijt “commercieel” werd nooit gemaakt naar succesvolle groepen of artiesten in andere genres. Tegenwoordig wordt het verwijt “populistisch” nooit gemaakt naar andere snel groeiende politieke partijen, alleen naar partijen die kritisch zijn ten aanzien van de multiculturele samenleving. Vooroordelen en dweperij, zo zou je het kunnen samenvatten.
De ABBA-fans van toen (dus de mensen die voor 1983 al fan waren) hebben allemaal meegemaakt dat de deskundigen niet aan hun kant stonden. Laten we het niet te zwaar maken, we hebben er niet onder geleden en vooral hebben we ons er nooit wat van aangetrokken. Wat dat betreft is er een groot verschil: het maatschappelijke belang. Als de mensen die de boventoon voeren een onzinnige mening over muziek hebben, dan kun je daar nog wel om lachen; maar nu in 2017 gaat het over hoe ons land er over twintig jaar uitziet, nu gaat het om mogelijk rampzalige gevolgen. Wat ik me afvraag: als je dit psychologische mechanisme tegen je hebt gehad, zou dat dan betekenen dat je er niet zo makkelijk in meegaat als hetzelfde mechanisme gaat spelen op een ander onderwerp? Het zou mij niet verbazen dat er onder de oorspronkelijke ABBA-fans relatief weinig mensen zijn die de multiculturele samenleving verdedigen. Het zou interessant zijn om dat eens te onderzoeken.
Deze hele verhandeling maakt deel uit van de algemene vraag: wat zijn voor mensen? Er zijn krachtige massapsychologische mechanismen aan het werk en ik vraag me af of er in algemene zin iets te zeggen is over de mensen die hieraan ten prooi vallen. Wat zijn het voor mensen die zo fel aan de verkeerde kant staan? Aan de kant die alles wil bestrijden wat de multiculturele samenleving bekritiseert. Snobisme is hierin duidelijk een factor.
P.S.: Wat zou er eigenlijk geworden zijn van Michèle de Waard?
Google is your friend. Het blijkt dat ze een juichende biografie over Angela Merkel geschreven heeft. Mijn mening over Merkel is, dat ze in de gevangenis thuishoort. Dus wat De Waard betreft: toen had ze het mis, nu is ze fout.
“The history book on the shelf is always repeating itself.“