Evolutie van woorden en ideeën

In de evolutie van soorten is het reproductiesucces bepalend. Het succes qua reproductie wordt bepaald door overleving van individuen en door de voortplanting. Het een is zinloos zonder het ander. Het reproductiesucces is niet alleen afhankelijk van de eigenschappen die de leden van de soort hebben, maar die eigenschappen moet je in het licht zien van de concurrentie en van de omstandigheden. Deze twee principes van evolutie – concurrentie en omstandigheden – zijn ook van toepassing op andere zaken dan genen. Neem bijvoorbeeld woorden. Woorden worden gebruikt door mensen, die ze daarmee overdragen op andere mensen en op volgende generaties. Veel woorden blijven eeuwenlang in gebruik, sommige zelfs ongewijzigd, andere woorden raken na verloop van tijd in onbruik, ze sterven dus uit. Gesproken woorden hebben geen fysieke basis, je kunt ze niet aanwijzen. Woorden zijn interpretaties die wij maken van bepaalde fysieke patronen: geluidspatronen in het geval van gesproken woorden, lichtpatronen in het geval van geschreven woorden. Zo’n fysieke basis zoals genen die hebben is geen voorwaarde voor evolutie. Als we in staat zijn om een eenduidige interpretatie te geven van wat een woord is, dan zien we vervolgens dat de principes van evolutie op onze interpretaties van toepassing zijn.

 

Van Duin en De Groot

Nou, ontzettend.

Zoals erfelijke eigenschappen gedragen worden door de organismen, zo hebben woorden mensen nodig als drager. Ze zullen niet oneindig lang voortleven. Alle genen zullen aan hun einde komen als de temperatuur op aarde boven de 100°C komt. Zo zullen alle woorden uitsterven als er geen levende wezens meer zijn om ze voort te brengen.

Het succes van een woord kun je op verschillende manieren beschrijven. Het aantal keren dat een woord per dag gebruikt wordt is een maat. Een woord dat door een grote groep mensen wordt gebruikt – zoals veel Engelse woorden – is volgens die maat succesvoller dan een woord dat door weinig mensen gebruikt wordt. Een andere maat zou kunnen zijn het aantal jaren dat een bepaald woord in gebruik blijft. Een woord dat een hype wordt, maar na een paar jaar vergeten wordt, is dan niet erg succesvol. Een derde maat is de mate waarin een woord ongewijzigd blijft door de jaren heen. Daarin kun je nog onderscheid maken tussen gelijkheid in uitspraak en gelijkheid in spelling. Een van de oudste bekende zinnen in het Nederlands stamt uit de elfde eeuw en ziet er als volgt uit: “Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu” (Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij. Wat wachten we nu?) Het enige woord dat qua spelling duizend jaar gelijk gebleven is, is het woord “nu”. Dat is dus een zeer succesvol woord.

Een voorbeeld van een woord dat bijna uitstierf is ‘ontzettend’. Dat was een gewoon woord, totdat het gebruik van het woord bijna onmogelijk gemaakt werd door kinderen en pubers, die massaal “Nou, ontzettend” gingen roepen.

Het is interessant om je af te vragen welke factoren een woord succesvol maken. Het gaat dan om de eigenschappen van een woord in het licht van de evolutionaire principes concurrentie en omstandigheden. Een woord dat verwijst naar een gebruiksvoorwerp dat niet meer bestaat, zal zelf ook ophouden te bestaan. Het is afhankelijk van die omstandigheid. Een woord dat makkelijk uit te spreken is, zal minder gauw wijzigingen ondergaan dan een moeilijk uit te spreken woord. Het zal ook makkelijker de concurrentie aankunnen met synoniemen.

 

Net als woorden worden ook ideeën van mens tot mens doorgegeven en daarbij dus gerepliceerd. Woorden en ideeën zijn voorbeelden van memen. Een meem is een replicator die in de menselijke cultuur zwemt, een eenheid van culturele transmissie of een eenheid van imitatie. Meem komt van het Griekse woord ‘mimeme’ dat betekent “dat wat wordt gekopiëerd”, maar je zou het ook kunnen zien als verwant met het Engelse woord ‘memory’, of het Franse woord ‘même’.

Voorbeelden van memen zijn melodietjes, ideeën, uitdrukkingen, mode, manieren om potten te maken of bogen te bouwen. Net zoals genen zich verbreiden in de genenpoel door van lichaam naar lichaam te springen via sperma of eiëren, zo verbreiden memen zichzelf in de memenpoel door te springen van brein naar brein via een proces dat, in de brede betekenis, imitatie genoemd kan worden. Memen zijn bedacht door Dawkins (1976). (‘Genen en memen’ komen uit het Engels: ‘genes and memes’. Eigenlijk zouden we genen in het enkelvoud ‘geen’ moeten noemen in plaats van ‘gen’, maar doordat het woord via het Duits tot ons is gekomen, is de vorm ‘gen’ ingeburgerd geraakt. M. Philippa e.a. (2003-2009).)

Sylvia Millecam's borsten.

Sylvia Millecam overleed aan borstkanker.

Ideeën hebben in hun voortbestaan ook te maken met concurrentie en andere omstandigheden. Je zou kunnen denken dat een idee waar moet zijn om te overleven, dat een idee dat niet strookt met de werkelijkheid geen overlevingskansen heeft. Zo is het moeilijk om te geloven dat je vliegen kunt. Je verwacht dat een juist idee grotere overlevingskansen heeft dan een onjuist idee, maar waarheid is niet een almachtig selectiecriterium, een idee hoeft niet altijd waar te zijn om te overleven. Het idee dat Sinterklaas bestaat, overleeft al eeuwen. Ieder jaar vallen er een paar honderdduizend kinderen van hun geloof af, maar er komen ook ieder jaar weer ongeveer net zoveel bij die er in geloven. Misschien is dit een flauw voorbeeld, maar er zijn ook talrijke vormen van bijgeloof die eeuwenlang overeind zijn gebleven. De dragers van een idee kunnen er in geloven zonder dat het waar hoeft te zijn, maar het bijgelovige idee moet voor de drager van dat idee wel die overtuigingskracht hebben. Ook bestaan er ideeën die overleven ondanks het feit dat niemand ze geloofd. Iedereen in onze cultuur heeft wel eens gehoord van vampiers en kan daarvan een aantal kenmerken opnoemen. Vampiers drinken bloed, slapen in een doodskist, kunnen niet tegen knoflook, enzovoort. Niemand gelooft het, maar het idee blijft in ons collectieve geheugen, kennelijk omdat men het leuk vindt. Dit is een interessante kwestie. Wij vinden in onze cultuur het onderscheid tussen waarheid en onwaarheid erg belangrijk, maar is dat altijd zo geweest? Ik kan me voorstellen dat mensen in andere culturen elkaar mythologische verhalen vertellen en dat niemand zich afvraagt of het nou echt gebeurd is of niet.

 

Vervolgens zou je kunnen denken dat een idee voordeel moet hebben voor de drager. Maar ook dat is niet zeker. Vergelijk ideeën eens met bacteriën. Dit zijn levensvormen die hun succes in de evolutie hebben bewezen. Ze zijn succesvol omdat ze in staat zijn zich te reproduceren. Sommige bacteriën hebben we nodig om te kunnen leven, dan is er sprake van mutualisme. Maar er bestaan ook schadelijke bacteriën. Ziektekiemen zijn ook bacteriën. Ze parasiteren op hun gastheer, die er dus nadeel van ondervindt. Zouden ideeën ook kunnen parasiteren op hun gastheer?

De oorzaak van intelligentie in de evolutie is uiteraard dat in het verleden de individuen met meer intelligentie een groter reproduktiesucces hadden dan de anderen. De oorzaak van het vermogen om ideeën hebben, is gelegen in onze intelligentie. Het vergroot dus ons reproduktiesucces. Daaruit kun je niet direct concluderen dat alle ideeën de drager voordeel brengen. Onze intelligentie maakt ons flexibeler in de strijd om het bestaan. Die flexibiliteit heeft voor- en nadelen, gemiddeld is het een voordeel, anders zouden we niet zo zijn geworden. Toch is het denkbaar dat onze flexibiliteit ons soms de verkeerde kant op leidt, dat wil zeggen ons tot nadeel is. Het is niet uitgesloten dat ook voor ideeën geldt dat ze ten nadele van de drager kunnen komen, met andere woorden dat er parasitaire ideeën kunnen bestaan.

Sylvia Millecam overleed aan borstkanker. Zij weigerde zich door artsen te laten behandelen. Waarschijnlijk had zich een idee in haar gevestigd dat tot deze fatale houding leidde. Dat idee was niet goed voor de drager. Toch is het mogelijk dat het idee wel verbreid raakte. Misschien heeft het idee via haar ook in andere mensen postgevat.

 

Een idee leeft voort doordat het in de gegeven omstandigheden levensvatbaar is en de concurrentie met andere ideeën overleeft. Al met al denk ik dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen ideeën die voor de drager als waar worden beschouwd en ideeën die als niet waar worden beschouwd. Verder denk ik dat een belangrijke factor is dat een idee de drager een goed gevoel geeft. Ook een idee dat slecht is voor de drager kan de drager wel een goed gevoel geven.

 

Literatuur

Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene. In Hofstadter, D.R., Dennett, D.C. (1981). The Mind’s I [Fantasies and Reflections on Self and Soul].

M. Philippa e.a. (2003-2009). Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. Zie http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/gen.

Een gedachte over “Evolutie van woorden en ideeën

  1. Pingback: De dictatuur. Wie is de dictator? | Jan's Filosofie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s